De zaterdag start hoog in: Jacob Collier, autodidactisch beeld- en geluidsknutselaar, met zijn zinsbegoochelend live-concept.
Lees ook blog 1, blog 2 en blog 3
Hij is een solo-artiest, maar omringd door een oerwoud aan digitale en organische apparatuur en instrumenten orchestreert hij zichzelf met samples en elke beheersing van zo’n beetje ieder instrument tot een complete band. Neem het titelnummer van zijn album In My Room, van Brian Wilson: de Beach Boys verbleken bijkans. Hij trekt evenzo makkelijk Stevie Wonder’s Don’t You Worry’ als zijn eigen werk over de Jacob’s ladder en visueel kom je ogen tekort als de hele Jacob band op het 3D scherm meespeelt. Aldus een heuse innovator, het wonderkind legt de lat hoog en slaagt met vlag en wimpel. Zijn enige handicap zou kunnen zijn dat eea té virtuoos is, dan gaan de trucs overheersen. We gunnen hem meer dan een one-trick-pony status.
Terwijl het jazzgeweld op de grote podia losbarst, klinken er in de Yenisei-zaal prachtige verstilde melodieën van pianist Wolfert Brederode en zijn trio, met Gulli Gudmunson op bas en Jasper van Hulten op drums. Brederode speelt diverse composities van zijn lovend ontvangen ECM- album Black Ice, dat dit voorjaar verscheen. Ook live toont hij dat hij het doseren van noten tot kunst heeft verheven. Bedachtzaam en met een zijdezacht touché beweegt Brederode zich over het klavier. De ritmesectie volgt hem blindelings en samen zetten ze enerzijds een avontuurlijke set neer vol suspense momenten, anderzijds is het spel -mede door de klassieke invloeden- open, romantisch en tegen het melancholische aan. Een poëtisch-muzikale dialoog van wereldniveau.
Dr. Lonnie Smith was gisteren al met eigen band te zien, maar interessanter is wellicht de samenwerking met het Jazz Orchestra of the Concertgebouw. In april verscheen hun gezamenlijke album, I Didn’t Know What Time It Was. Wat een kwaliteit heeft deze big band ook met de top van de Nederlandse jazz. In de strakke swingende arrangementen vol korte solo’s vergeet je bijna dat Smith ook meedoet, van Peter Beets, Martijn Vink, oprichter Frans van Geest, tot Ilja Reijngoud, Joris Roelofs en Jasper Blom, om een aantal namen te noemen. De legendarische Hammond B-3 organist pakt zijn solo- momenten, en hij is -ondanks dat hij wellicht niet meer zo vingervlug is als vroeger- nog steeds in vorm. Toch is het vooral de wisselwerking tussen gastsolist en het orkest die goed werkt en een dynamische show neerzet.
De aanstekelijke dirigent, Dennis Mackrel, neemt wel veel tijd om het orkest te introduceren, maar aan de andere kant het is oprecht en het toont hoe hecht de groep is.
We gaan snel door om nog het staartje mee te pakken van de Italiaanse pianist Enrico Pieranunzi. De Romein die bekend staat om zijn verhalende wendingen -improtales, zoals hij ze zelf noemt-, is ook al een Nederlandse samenwerking aangegaan, met bassist Jasper Somsen. Aangevuld door de Franse drummer André Ceccarelli, vormt het trio een uniform geheel dat fris en avontuurlijk klinkt. Regelmatig is er een knipoog naar klassieke composities en thema’s, waarbij virtuositeit altijd voorop staat.
De Britse zanger/gitarist/pianist Steven Wilson, bekend van de progressieve rockband Porcupine Tree, opent in de Maas. Het is waarschijnlijk voor het eerst dat er een vleugje metal op North Sea Jazz te horen is. Aanvankelijk is het snoeihard gitaar-en drumgeweld met gave lichtshows maar Wilson kan ook mooie popballads schrijven zoals de Porcupine Tree-song Lazarus. Je kunt je afvragen: wat heeft dit met jazz te maken? Niets dus, maar het is wel goed!!
Het concert in de Amazon van Pat Metheny en Ron Carter is als een melodieus gesprek tussen twee heren waarbij Metheny met zijn heldere lyrische gitaarspel overheerst en de 79-jarige contrabassist Ron Carter, ooit spelend met Miles, volgt, diep kleurt, accentueert en soms soleert. Het mooie van zo’n duet van twee grootheden is dat de variatie aan noten zo duidelijk en doordringend te horen is.
Een fijne, weliswaar statische maar ook delicatie combinatie.
Verslag: Angelique van Os, Rik van Boeckel, Kees Smallegange, Paul Evers. Beeld: Tom Beetz. Web: Dietmar Terpstra