Voor de tweede keer in vier jaar tijd wist TivoliVredenburg de levende legende Herbie Hancock op de planken te krijgen. In een stijf uitverkochte Grote Zaal wist de 83-jarige pianist er wederom een feestje van te maken. Hoewel Hancock wel een jaartje ouder begint te worden, doet hij nog steeds voor niemand onder.
Tekst: Freek Dijkstra | Foto: Marcel Boshuizen
Het is het moment waar iedereen op wacht. Gegil, mensen stoten elkaar aan en wijzen, en telefoontjes gaan de lucht in om foto’s te maken; Herbie heeft zijn keytar erbij gepakt. Met de piano-gitaar om zijn nek beweegt hij langzaam en een beetje onhandig weg achter zijn vleugel, en komt tot stilstand naast zijn onderkapitein Lionel Loueke. Terwijl ze samen staan te grooven zien Hancock en de gitarist eruit alsof ze de wereld zouden kunnen overnemen. Alsof ze de planetaire baan van de aarde zouden kunnen aanpassen naar hun eigen voorkeur. De foto’s worden geschoten. Het is precies waarvoor iedereen kwam, en tegelijkertijd net wat meer dan je had kunnen dromen – iets wat geldt voor het hele optreden van Hancock en z’n mannen.
Galm
Aanvankelijk was dat wel lastig te horen. De geluidstechnici hadden de instrumenten van de band met enorm veel galm versterkt, waardoor het moeilijk was om de solo’s van met name Hancock en trompettist Terence Blanchard te horen. Zeker bij de eerste nummers was het alsof Blanchard ergens in de nok van de Grote Zaal op een misthoorn zat te spelen. Gelukkig trok het geluidsteam dit gaandeweg de avond recht. De grote akoestiek van TivoliVredenburgs grootste zaal maakte ook dat de pas 24-jarige drummer Jaylen Petinaud zich bijna als een stadiondrummer moest gedragen. Maar Petinaud droeg alle eisen die de zaal hem stelde met verve, en wist de hele avond zijn choppy en harde stijl met nuance over te laten komen.
Hiphop vocabulaire
Hancock houdt van drummers die een flinke dosis hiphop in hun vocabulaire hebben zitten. Deels is dat een modieus ingegeven voorkeur, maar het ligt ook in lijn met het soort drummers dat Hancock al sinds de jaren tachtig in dienst heeft, zoals Omar Hakim. De jonge Petinaud heeft die dosis hiphop zeker ook, en hij laat alle composities van Hancock uit de jaren 70 en 80 meteen weer heel modern klinken. De laatste jaren zijn veel bands succesvol geworden door Hancocks sound uit de jaren zeventig over te nemen, en in een hipper en gladder jasje te stoppen. Het is een groot deel van bijvoorbeeld de populaire sound uit London, maar Hancocks optreden in TivoliVredenburg veegt de vloer aan met die bands en laat zien dat hij nog altijd de hipste cat van allemaal is.
Lange stiltes
Als de pianomaestro op komt, neemt hij eerst de tijd om het publiek toe te spreken. En dat moet vrij letterlijk worden genomen, want Hancock laat lange stiltes vallen tussen zijn zoekende zinnen. Dat is overigens niet per se ouderdom, maar gewoon hoe hij altijd al praatte. Hij belooft het publiek dat de band de nummers zal spelen waar ze op zitten te wachten, maar: ‘We’re gonna get there in a weird way. Is that alright?’
De band vloeit de rest van de avond naadloos van het ene in het andere nummer. Er zijn wel cues en afgesproken overgangen, maar soms lijkt het ook voor de bandleden een verrassing wat er gebeurt. Zo zet de band de beginriff van Butterfly in, maar in de korte stilte die volgt begint Hancock aan iets heel anders. Je ziet iedereen even schakelen maar binnen een mum van tijd heeft Petinaud de juist beat gevonden en ontstaat er een soort enge hiphopgroove waar Hancock overheen fladdert.
Eerbetoon aan Shorter
Een hoogtepunt is het eerbetoon Hancocks ‘onlangs overleden beste vriend’ – Wayne Shorter. Hij zegt de woorden overigens niet met veel zwaarte, maar gewoon als constatering. De band zet Shorters bekendste compositie in: Footprints, maar doet dit wel met een fris arrangement. De bassist James Genus ankert de band in een diepe groove, waarvan pas later blijkt dat het een enorme vertraging van de compositie is. Trompettist Blanchard glijdt eroverheen, en verzorgt later in het nummer een solo waar alle pijn en zwaarte van het verlies van Shorter in zit.
Fundament van de ritmesectie
Bassist James Genus is het fundament van de ritmesectie, maar hij staat net als Blanchard en Loueke in de frontlinie van de band. Zijn spel rechtvaardigt dat dan ook zonder meer; de hele avond danst Genus op melodieuze maar toch heel ritmisch gedreven wijze door de composities heen. Tussendoor stelt Hancock de band voor aan het publiek. Als hij Genus voorstelt, en zijn spel op rake wijze karakteriseert als ‘diepgeworteld en vuig – maar met een heel lief randje’, ligt de rest van de band in een deuk.
Sci-fi
Hancock windt de zaal moeiteloos om zijn vinger als hij de microfoon ter hand neemt. Op een gegeven moment onderbreekt hij het concert om vast te stellen dat er wel heel veel mannen in de zaal zijn. ‘Where are all the ladies?‘ vraagt de tachtiger zich af terwijl hij turend over het podium schuifelt en zwaait naar de vrouwen die hij in het publiek ziet. Even later weigert Hancocks vocoder, een instrument dat zijn stemgeluid omzet naar een klank uit de synthesizer. Als het is gerepareerd speelt Hancock in zijn eentje een rubato ballad, waarin hij zich met robotstem in allerlei weelderige akkoorden excuseert voor de technische problemen. Het is slap geouwehoer en prachtig tegelijk.
Lionel Loueke doet ook nog een duit in het science-fiction-zakje met zijn introductie van het nummer Rockit. De gitarist, die pas een solo-album uitbracht met nummers van Hancocks grootste hits, bespeelt zijn gitaar door erop te slaan, en klinkt als een soort scratchende DJ. Hancock, die dit schouwspel toch al wel een paar honderd keer moet hebben gezien, kijkt met een bijna kwijlend enthousiasme met naar de verrichtingen van zijn langst meespelende bandlid Loueke.
Fragiel
De meesterpianist oogt op 83-jarige leeftijd soms een beetje fragiel. Maar anders dan zijn overleden vriend Shorter, die op die leeftijd bij optreden nog maar weinig speelde en grote secties op het podium stond te luisteren naar de rest van zijn band, is Hancock nog in elk nummer uitvoerig van de partij. Soms laat hij het publiek kreten uitslaan van herkenning, als hij zo’n typisch Hancock-akkoord uit de piano tovert, maar hij speelt nooit zijn solo’s van vroeger na. Als je van dichtbij kijkt naar de handen van Hancock, vraag je je af hoe het allemaal toch elke keer goed blijft gaan. Zijn handbeweging heeft ook wat van die fragiliteit, en soms zet hij een greep zo ogenschijnlijk onhandig in dat je denkt: die noot gaat nooit op de maat terecht komen. Maar toch lukt het elke keer, het is alsof Hancock de maat naar zichzelf toetrekt.
Sprong
Helemaal aan het einde, als de band na een reeks virtuoze en syncopisch kokende hoogtepunten is aanbeland bij een hele strakke en en recht voor z’n raap groovende versie van Chameleon met Hancock op de keytar, springt de 83-jarige Hancock de lucht in om samen met Loueke neer te komen op het slotakkoord van de avond. Bij het neerkomen struikelt Hancock, en hij valt plat op zijn bips. Even zijn er bezorgde blikken in de zaal, maar hij krabbelt lachend weer op en neemt de tijd om een uitzinnig publiek te bedanken de liefdesverklaringen die ze hem toeschreeuwen.
Iedereen lijkt met een energie alsof ze net vier koppen koffie hebben gedronken te vragen om een toegift, maar de technici van TivoliVredenburg kappen het feestje af: de lichten gaan aan, en een of ander cdtje – dat in vergelijking met de muziek van Hancock en zijn mannen klinkt als limonade in vergelijking met versgeperst vruchtensap – begint te spelen en maant mensen naar huis. Of zou de oude Hancock misschien gewoon geen energie meer hebben om elk concert met een toegift af te sluiten? Misschien, maar hij heeft de bezoekers zonder toegift ook al genoeg positieve energie gegeven om een paar dagen op te kunnen teren.