De derde editie van het eendaagse jazzfestival in TivoliVredenburg bevestigt het festivalconcept als schot in de roos: geen ‘zware’, gevestigde namen, maar laten zien hoezeer jazz anno nu in beweging is.
Met Sons of Kemet heeft het festival wel al haar eerste terugkerende naam te pakken. Het kwartet rond saxofonist Shabaka Hutchings was ook al op de eerste editie aanwezig. Het levert ze geen slot later op de avond op, terwijl de hoekige jazz met Caribische invloeden juist zo goed tot z’n recht zou komen wanneer iedereen een beetje opgewarmd is. Blootsvoets en gekleed in dashiki en vissershoedje leidt Hutchings z’n groep door repetitieve lijnen en opzwepende ritmes, maar uiteindelijk is het toch net iets te vroeg om er helemaal in op te gaan.
Eerst nog maar even naar boven dan, want op de negende verdieping spelen twee spannende Nederlandse groepen. Hoornist Morris Kliphuis’ Dimlicht geeft een warm klankbad net genoeg wringende noten, scheve ritmes en onverwachte crescendo’s mee om iedereen op het puntje van hun stoel te laten zitten. Dankzij een verzameling effectpedalen waar een gemiddelde gitarist jaloers van zou worden krijgen de hoornnoten van Kliphuis af en toen een extra leven in de vorm van zwevende, gemoduleerde echo’s.
‘Het volgende nummer heet ehh..’, grapt een zaal verderop toetsenist Niels Broos. Samen met drummer Jamie Peet geeft hij namelijk een volledig geïmproviseerd optreden. Denk dan niet aan ICP, maar eerder aan hiphopproducer J Dilla. Broos en Peet spreken de talen van hiphop, jazz en funk zo vloeiend, dat ze razendsnel op de kleinste nuances in klank of ritme in kunnen spelen. Je voelt met ze mee: waar zou deze loop heen gaan? Gaat het lukken om deze opbouw vast te houden? Soms voel je dat er in een muzikaal idee meer had gezeten. Maar niet getreurd, gewoon door naar de volgende. Wanneer het wel in elkaar klikt geeft een basnoot of akkoord ineens een onverwacht diepere context aan een melodie, of stuurt Peet een zorgvuldig opgebouwd klanktapijt naar grote hoogten. En dan staat dit duo voor alles wat er goed is aan de samensmelting van hiphop, elektronica en jazz anno 2018. (tekst gaat verder na de foto)
Eric Vloeimans’ Gatecrash featuring Jorrit Westerhof
In de Hertz zoekt een ander duo meer de introspectie op: de uit Cuba afkomstige pianist Aruán Ortiz vlecht zijn partijen lenig om die van klarinettist/saxofonist Don Byron. Ortiz voorziet de improvisaties van een stevige, in de blues gebaseerde basis, maar weet overal improvisationele hoekjes en gaatjes te vinden waardoor het zowel goed te volgen als creatief blijft. Byron zoekt de uitersten van zijn instrument op met piepend hoge flageoletten en plagende toonbuigingen, maar hij verliest nooit de controle. De 59-jarige Don Byron is op dat moment de oudste muzikant die we tot op dat punt hebben gezien. Met Pat Martino als grootste uitzondering, valt op dat Transition nagenoeg geen ‘oude’ grootheden op het affiche heeft staan. Toch zijn ze nooit ver weg: in alle jonge honden is de invloed van de groten uit de jazz goed te horen, al dan niet in de vorm van concrete eerbetonen zoals dat aan gitarist Wes Montgomery.
Je kunt zelfs stellen dat een oudgediende in de sfeer van Transition eerder een groep als het Noorse Jaga Jazzist is. Ze zijn voorlopers in het laten vervagen van de grenzen tussen jazz, elektronica, rock en pop. Het nieuwste werk van de groep ging zonder al te veel opgewaaid stof voorbij, maar hun grootse livereputatie maken ze hier volledig waar. Met soms snoeiharde, maar altijd melodische geluidsmuren knallen ze hun unieke geluid de Ronda in. Heel veel nieuwe fans lijken ze alleen niet te hebben gemaakt, want de zaal wordt gedurende de set aardig wat leger.
De Pandora puilt dan juist weer uit bij Mammal Hands, een pianotrio dat met hun melodische popjazz toch ook schatplichtig is aan Jaga Jazzist. Hun zorgvuldig tot een emotioneel kookpunt opbouwende muziek is dan ook zeker wat tandjes toegankelijker. Op plaat komt de groep zelfs af en toe gevaarlijk dichtbij de grens van effectbejag, maar live toont de groep een power die hun epische klanken overtuigend overbrengt. Bij saxofoon/drumduo Binker & Moses slinkt het aantal aanwezigen weer wat. Goed, het is dan ook best heftig, zo’n bezetting zonder harmonie-instrumenten. Maar wat weten de heren het goed in te vullen! Bij een nummer als Intoxication of the Jahvmonishi Leaves hoor je goed hoe ze de vrijheid van de ongewone bezetting uitbuiten zonder de onderliggende structuur en geïmpliceerde harmonie los te laten. Je moet even wat meer opletten, maar dan is het heel verfrissend om te horen hoe de twee sporen van melodie en ritme elkaar opstuwen en aanvullen.
In de Grote Zaal laat zanger en oudspeler Dhafer Youssef horen dat hij niet alleen zijn publiek kan betoveren met zijn indringende, hoge zang maar ook dat hij met zijn nieuwe band behoorlijk stevig kan grooven. Door sympathiek contact met het publiek houdt hij de sfeer waar nodig luchtig, waardoor er des te meer ruimte is om helemaal op te gaan in deze prachtige set. Even later pakt ook soulzangeres Lizz Wright de aanwezigen in dezelfde zaal volledig in. Als zelfs haar aankondiging dat ze haar schoenen uit gaat doen aanmoedigend applaus geeft, weet je dat er weinig meer fout kan gaan. Haar lome, Deep South-soul verwarmt de zaal moeiteloos.
Tijd om weer de trappen te bestijgen naar de negende, want daar staat een van de twee aanstormende Nederlandse jazztalenten (Young VIPs) van dit jaar in de Club 9: Kika Sprangers. Met een volle toon met fijn, scherp randje, controle over dynamiek en materiaal dat niet terugdeinst voor popgevoel toont de saxofoniste zich een muzikant vol karakter. Dat geldt ook voor pianist Cameron Graves, die met zijn trio wel behoorlijk wat steviger geweld loslaat op de Pandora. Graves houdt minstens zo veel van metal als van jazz en klassiek dat klinkt in dit optreden goed door. Ook zijn begeleiders houden van knallen, wat dankzij het modderige basgeluid soms tot verlies van nuance leidt. Maar verder is de pompeuze, compromisloze stijl van Cameron Graves ontzettend eigen en fascinerend. (tekst gaat verder na de foto)
Cory Henry & The Funk Apostles
We gaan inmiddels richting de finale van een volle festivaldag, en Cory Henry & The Funk Apostles zijn ingehuurd om hun gegarandeerde funkfeestje te creëren in de Ronda. Het is een effectieve, maar inmiddels ook wel wat veilige keus. Niet dat de aanwezigen zich daar druk om maken: die heupwiegen al lang op Stayin’ Alive. En wanneer er zo’n natuurtalent als Henry achter de Hammond staat, geef je je uiteindelijk vanzelf over aan de funkrevue.
Als tegenhanger staat nog wel Monk’s Casino geprogrammeerd, met eigenzinnige interpretaties van jazzlegende Thelonious Monk door een groep rond de tachtigjarige pianist Alexander von Slippenbach is misschien zelfs wat té groot. Wat eigenlijk mist op dit tijdstip is een groep die én recht doet aan het avontuurlijke karakter van het festival, én opzwepend genoeg is om jong en oud de nacht in te trekken. Zoals eh.. Sons of Kemet?
Echte afsluiter is trompettist Keyon Harrold. Met zijn moeiteloze mengeling van jazz, fusion, rock, r&b en vooral reggae is hij een Transition-artiest bij uitstek: helemaal van nu, virtuoos én toegankelijk. Hij vervult de zijn hekkensluitersrol met verve, al heeft het optreden ook iets braafs. (tekst gaat verder na de foto)
Jazzmeia Horn
Transition laat met elke editie steeds duidelijker een eigen signatuur zien: het vertrouwt niet op gevestigde, oude namen, maar hoeft ook niet perse het meest cutting edge te zijn. Wat dit jaar vooral opvalt is de vanzelfsprekendheid waarmee jonge jazztalenten popgevoel, hiphopritmes en virtuositeit laten samensmelten. Saxofonist Binker Golding droeg een t-shirt dat verwees naar de rapgroep Wu-Tang Clan, terwijl hij zijn saxofoonspel aan Coltrane refereerde: het perfecte symbool voor dit festival.