Het Brussels Jazz Festival in het Flagey theater had op de derde dag een topdag met twee kwartetten die beide anders waren maar niet voor elkaar onderdeden. Beter kan niet was de gedachte, maar toch komt er nog een aantal dagen waarvoor de verwachtingen ook hooggespannen zijn.
Tekst en beeld: Tom Beetz
De rode draad van dit festival lijkt wel het slagwerk te zijn. Dat is geen bewuste keuze geweest, maar het toeval wil dat er zeer sterke drummers te horen waren en ook nog zullen komen. Na de heftige drumuitbarsting van Akaya McCraven een dag eerder, leek Mark Guiliana de ingetogenheid zelve. Guiliana is dan ook een heel ander type drummer. Zijn doel is niet de bijna gewelddadige energie, al valt niet te betwijfelen dat hij ook op dit vlak McCraven minstens kan evenaren, maar hij laat de melodische kant van het slagwerk gloriëren. Dat vereist subtiliteit, een perfecte drumtechniek en een brede muzikale smaak. Op al die gebieden is Guiliana nauwelijks te overtreffen. Zijn groep is daarbij als een precies passende handschoen die de muzikale omgeving voor Guiliana zo bepaalt dat hij zijn maximale sound kan bereiken.
De wonderschone notenkeuze van bassist Chris Morrissey, de lichte latin touch van pianist Fabian Almazan en het bitterzoete geluid van tenorsaxofonist Jason Rigby tillen Guiliana boven het podium uit. Daarbij is de rol van Rigby vergelijkbaar met die van Charlie Rouse bij Thelonious Monk, die duidelijk een grote inspiratiebron voor Guiliana is, door zichzelf weg te cijferen en zelf de staketsels van de composities te worden. De muziek is bijna ouderwetse jazz, tegenwoordig met de nietszeggende titel modern creative aangeduid, dat wil zeggen melodisch, kop en staart bevattend, mooi en met een subtiele lichte swing, kortom om van te genieten zonder je zelf constant te moeten pijnigen met de vraag waar de muziek over gaat.
Het tweede kwartet was dat van trompettist Avishai Cohen. Ook zijn groep straalde rust en klasse uit, en ook hij baseerde zich op de jazztraditie. Tegelijk riep zijn muziek weer een totaal andere emotie op. Bij hem was de muziek doorzichtig en breekbaar als Chinees porselein. Hij speelde als primeur een aantal nummers van zijn volgende cd waarop we nog zeker een half jaar moeten wachten. Nummers als ‘Owned for Doreen’ en ‘Shoot me in the Leg’ die hij speelde doen verlangen naar die cd. Bijzonder was zijn spel in het interieur van de Steinway vleugel waarbij de snaren zijn trompetspel door de zaal echode.
Andere nummers kwamen van zijn laatste ECM-cd ‘Into the Silence’, alle prachtige nummers die emoties van eenzaamheid, verdriet en ook plezier oproepen. Avishai Cohen lijkt met de dag progressie te maken, en dit optreden was mooier dan ik ooit van hem hoorde. Daarbij speelde ook zijn trio met de geweldige pianist Yonathan Avishai, een essentiële rol om net als bij Guilina zijn sound en zijn improvisaties boven zichzelf te kunnen laten uitstijgen.
Mooier dan dit kan het niet worden, en dat bleek eigenlijk ook uit optreden van gitarist Nelson Vera en drummer Stéphane Galland in de op grote afstand gelegen jazzclub ‘Jazz Station’ dat als appetizer kon worden genuttigd. Zij waren onderdeel van het eerste River Jazz Festival, dat als “zusterfestival” van Flagey beschouwd wordt en in dezelfde tijd wordt georganiseerd. En opnieuw droeg een drummer het concert. Galland, de drummer van Ibrahim Maalouf. Een mooi optreden was het zeker, maar geen pottenbreker als Guiliana of Cohen. Rustige muziek in een bijzondere combinatie waarbij de Braziliaanse gitarist een zwoel dekentje over de muziek legde met zijn bijzonder gitaartechniek waarbij hij in plaats van een plectrum zijn lang uitgegroeide duimnagel gebruikte, en daarmee een rond en warm geluid uit zijn Fender haalde en zijn invloeden (Wes Montgomery en Milton Nascimento) subtiel inzette.
Zowel het River Jazz Festival als het Brussels Jazz Festival Flagey gaan nog een week door met verrassende en zonder twijfel prachtige muziek.