Twee jazzdagen en twee popdagen plus een artist in residence. Op papier een evenwichtige en aanlokkelijke affiche dankzij namen als Charles Lloyd, The Cinematic Orchestra, Matthew Herbert, Randy Weston en Van Morrison. De muzikale realiteit draaide volledig uit in het voordeel van jazz met roots.
De oude helden van weleer staan nog steeds overeind en bleven hun waarde bewijzen. Charles Lloyd hervond de spirit van de sixties en ging zelfs aan het dansen. Bill Frisell was hier de gepaste stoorzender in een uiterst toegankelijke set. Van Morrison deed wat van hem verwacht werd. Publiekstrekker nummer 1 reeg onverstoorbaar de hits aan elkaar. ‘Secret agent’ Tony Allen eerde op subtiele wijze Art Blakey en toonde aan dat diens drumpatronen en zijn eigen afrobeat uiteindelijk een eeneiige tweeling zijn. “I try to do it my way but with respect.”
Maar het was de eenennegentigjarige Randy Weston die iedereen de weg wees. Een concert als een les jazzgeschiedenis. Hij illustreerde waarom Monk uiteindelijk de grootste was. Grandioos eenvoudig. Al wie de pretentie heeft jazz te spelen, had dit moeten horen.
Van Morrison
De armoede van decibels
Verloochen nooit het verleden om een toekomst op te bouwen. Sleutel er wat aan en importeer nieuwe ideeën en elementen, dat wel. Matthew Herbert doet het al jaren met zijn bigband. Deze keer zelfs, net als in de jaren zestig, met een politieke boodschap. Het spook van de Brexit wordt steeds dreigender. Echter niet voor alle Britse muzikanten. The Cinematic Orchestra en Portico Quartet verzuimden zelfs compleet om de finesse van hun platen aan te wenden. Ze concentreerden zich als volleerde pr-jongens op de nieuwe cd’s die ze binnenkort uitbrengen maar vielen terug op rock-‘n-rollbarok, gelardeerd met tonnen decibels. Compleet zielloos. Volumineus en krachtig kan nochtans. Dat bewees de Mingus Big Band. Maar ja, zij sluiten aan bij wat voorafging, met name het oeuvre van vrijdenker en revolutionair Charles Mingus. Zijn muziek en zijn boodschap blijven uiterst actueel.
The Cinematic Orchestra
Belgische kwaliteit
Heel wat ruimte voor Belgische groepen. Ze grepen dankbaar hun kans. Het octet Urbex rond drummer Antoine Pierre is alvast een gedroomde ambassadeur. Een dreamteam van jong talent en een koffer vol sterke composities. Jozef Dumoulin illustreerde dat de combinatie akoestisch en elektronisch wonderwel kan, door aandacht voor wat was maar met een visie voor wat komen kan.
Gitarist Ruben Machtelinckx legde eenzelfde maturiteit aan de dag met diverse projecten waarbij zijn intimistisch gitaarspel centraal stond. Dans Dans leverde een compacte set instrumentale rock af. Meteen een open brief om verlost te worden van het jazzetiket. Saxofonist Nicolas Kummert weet op zijn beurt verduiveld goed zijn partners te kiezen. Met Drifter heeft hij zelfs een topgroep. Ze sloten het festival af in de kleine tent met een energieke set en kregen het publiek aan het dansen op jazz.
Mingus Big Band
De onmisbare links
Joshua Redman nam de taak op zich om de link tussen de jonge en oude garde te verstevigen. Diep verankerd in de traditie maar met een persoonlijke touch. Idem voor Bill Frisell. Overal waar hij opdook, bouwde hij bruggetjes tussen americana en jazz. Enkel zijn John Lennon-tribute viel in deze context wat licht uit.
Artiest in residentie dit jaar was drummer Marc Guiliana die drie keer zijn ding mocht doen. Eerst met zijn jazzkwartet, vervolgens was er zijn beat music-uitstapje en tenslotte nam hij het jonge Belgische studententrio Penny Freeman mee op sleeptouw. Drie totaal verschillende concerten maar wel met een constante: inventieve ritmeschakeringen en de kunst om verleden en heden van de jazz te kristalliseren in zijn aanpak.
Geen echte controverse in Middelheim dit jaar. Het was vooral duidelijk dat pop een ver achterneefje blijft van jazz en dat Afrika de oorspronkelijke bakermat van dit alles is.