Het eerste weekend van Gent Jazz stond vooral in het teken van een hoop oudgedienden, zoals Wayne Shorter en McCoy Tyner.
“Amazing Grace” aka Grace Jones liet het publiek even proeven van wat er in de jaren tachtig zoal kon in de beruchte Studio 54. Exuberant en over the top, maar met volle inzet. Toch ook wat ‘I’ve seen that show before’.
Een groot contrast met de formule van Norah Jones: ingetogen americana met popaccenten, gladgestreken met een laagje Nashville-vernis. Herbie Hancock trok enthousiast alle registers open geholpen door o.a. de vindingrijke gitarist Lionel Loueke en Terrace Martin (producer van Kendrick Lamar). Hij zette de puntjes op de i en bewees dat de jonge generatie schatplichtig is aan hem.
Wayne Shorter trad het verst uit zijn comfortzone door de samenwerking met een filharmonisch orkest voor een conceptconcert. Een niet altijd evenwichtig resultaat dat herkansing verdient. Christian McBride en zijn New Jawn opteerden voor energieke classic american jazz met directe links naar Ornette Coleman en Freddie Hubbard. Enrico Rava en Tomasz Stanko stelden zich op hun beurt tot doel bruggen te bouwen tussen Amerikaanse en Europese jazz. Van twee walletjes eten heet dat dan.
BassDrumBone (Mark Helias, Gerry Hemingway, Ray Anderson) vormde het buitenbeentje op de affiche. Voor velen helaas net te doorgedreven experimenteel en a-melodieus. McCoy Tyner was nog een schim van zichzelf, waarschijnlijk mede door het schielijk overlijden van Geri Allen die hier normaal aanwezig moest zijn. Craig Taborn redde het concert met verve. Miles Mosley en zijn potige steamfunk, Christian Scott aTunde Adjuah met een hipstercross-over en de stevige (bop)set van Omer Avital groeiden uit tot publiekslievelingen. Ben Wendel en Makaya McCraven zien we eveneens graag terug voor clubconcerten.
Bovenal waren het toch weer de Belgen die voor hoogtepunten zorgden met LABtrio en Trio Grande voorop en de zomerse exotica van Compro Oro.