In een interview liet trompettist Don Cherry eens vallen met wie hij allemaal in Los Angeles had gespeeld. Daarbij noemde hij ook de naam van pianist Horace Tapscott, op een manier waaruit bleek dat hij die man hoog had zitten. Ook ‘new star’ Kamasi Washington meldde sterk door hem te geïnspireerd te zijn.
Door Coen de Jonge
Toch merkwaardig dat Tapscott (1934-1999) zo summier in de jazzliteratuur voorkomt; in de Verenigde Staten was hij weinig bekend, en in Europa al helemaal niet. Komt nog bij dat zijn platenoeuvre heel beperkt is. Daarom is het frappant dat er twintig jaar na zijn dood meer aandacht voor zijn verrichtingen komt.
Terecht, want Tapscott (in 1959 oprichter van the Pan-African Peoples Arkestra) was meer dan een briljante avant-garde pianist; hij was ook een onvermoeibare strijder voor de zwarte gemeenschap in zijn stad en een goeroe voor de free jazz-gemeenschap daar.
1. Sonny’s Dream (album: Sonny Criss: Sonny’s Dream – Birth of the New Cool, Prestige 1968)
Een plaat van altsaxofonist Sonny Criss in een nonet-bezetting waarvoor Horace Tapscott zes stukken en de arrangementen schreef. Nu bezien een fantastisch album, en een van de eerste keren dat Tapscotts werk op een plaat verscheen.
2. The Giant is Awakened (album: The Giant is Awakened, Flying Dutchman 1969)
Een album met een bijzondere bezetting (twee bassisten, de altsax van de befaamde Arthur Blythe – die later een contract kreeg van het grote label Columbia – en drummer Everett Brown Jr) dat toch gemengde gevoelens bij Tapscott opriep: de belofte dat hij ook bij de mix werd betrokken werd niet ingelost. Daarna deed hij bijna 10 jaar niks meer in een platenstudio.
3. Mary on Sunday (album: Songs of the Unsung, Interplay, 1978)
Eindelijk maakte Tapscott weer een plaat, dit solo-album, met een titel die hij later ook gebruikte voor zijn autobiografie (2001). Een paar stukken van hemzelf, en een aantal van ‘unsung heroes’ zoals Billy Strayhorn, Elmo Hope en Cal Massey.
4. Nakatini Suite (album: The Call, Nimbus 1978)
Gemaakt met zijn 16-mans band The Pan-African Peoples Arkestra oftewel PAPA, een plaat met vier lange stukken, waarvan Tapscott er drie schreef, terwijl de Nakatini Suite van bandlid en trompettist Cal Massey was.
5. Flight 17 (album: Flight 17, Nimbus 1978)
Muziek van de ’underground’, in dit geval de buurt South Central in L.A. waar Tapscott principieel wilde blijven. Dit is een belangrijk document van zijn Peoples Arkestra; het lome titelstuk was van Herbie Baker.
6. Sketches of a drunken Mary (album: Live at Lobero, Nimbus 1981)
Uit een trio-album van Horace Tapscott met bassist Sonship en drummer Roberto Miranda, opgenomen in het Lobero Theatre in Santa Barbera en oorspronkelijk door het label Nimbus op twee platen uitgebracht. Eigenaar Tom Albach emigreerde overigens in in 1991 naar Amsterdam, omdat hij het helemaal had gehad met de USA.
7. Jenny’s Spirit’s Waltz (album: The Tapscott Sessions Vol. 1, Nimbus 1982)
Tapscott maakte in de periode 1982-1984 liefst zeven solo-albums voor Nimbus. Op deze eerste stonden zes stukken, waarbij deze mooie compositie, de ode This is for Benny en de standard Alone Together.
8. Sonnet of Butterfly McQueen (album: The Tapscott Sessions Vol. 7, Nimbus 1983)
Een ode aan actrice ‘Butterfly’ McQueen (1911 – 1995), beroemd om haar rol in Gone With the Wind (1939) als de slavin Prissy, die later ging strijden tegen raciale stereotypering. Tapscott speelde voor deze gelegenheid ook nog Round Midnight, een buiging naar een andere excentrieke pianist.
9. Sandy & Niles (album: The Dark Tree, Hat Art/Hatology 1989)
Een stuk dat op Vol. 2 stond van de platen met de titel The Dark Tree. Een kwartet met een uitnemende bezetting: klarinettist John Carter, bassist Cecil McBee en drummer Andrew Cyrille. Hier kon Tapscott flink uitpakken, sommige stukken duurden wel 20 minuten.
10. Caravan (Album: Why Don’t You Listen?, Live at LACMA, Dark Tree 1998/2019)
Een jaar voor zijn dood nam Horace Tapscott dit album met een kolossale bezetting op in het Los Angeles County Museum of Art. Naast zijn Pan Afrikan Peoples Arkestra stond er ook nog een twaalfpersonenkoor, The Great Voice Of UGMAA (Union of God’s Musicians and Artists Ascension). Het geluid van echte vrijheid, daar ging het hem om.