Voor liefhebbers van rootsreggae valt er de laatste jaren weinig te genieten. Het genre lijkt een stille dood gestorven, en wordt alleen nog gekoesterd door doorrookte hippies. Enter Inna de Yard! Legendes uit de hoogtijdagen van de harmonieuze samenzang en loom groovende riddims.
Inna de Yard begon zo’n tien jaar geleden, toen een aantal oude helden uit het tijderk van de roots reggae zich verenigden onder de naam Inna de Yard, en album begon op te nemen zoals dat volgende de legende ooit op Jamaica gewoon was, onder de blote hemel. Onder hen waren Earl ‘Chinna’ Smith (Bob Marley, Amy Winhouse, Lauren Hill), Kiddus I en de legendarische Cedric Myton, die ooit samen met zijn band The Congo’s het album Heart Of The Congos opnam, onder bezielende leiding van Lee ‘Scratch’ Perry. Heart Of The Congos wordt beschouwd als een van de mooiste rootsreggae-albums ooit.
Platenlabel Makasound, waarop de verschllende albums verschenen, ging evenwel failliet, Chinna hield het voor gezien, maar anderen pikten de draad weer op, en zo is er dit jaar opnieuw een Inna de Yard-plaat verschenen, met daarop bijdragen van Kiddus I, Cedric Myton, Ken ‘Mr. Rocksteady’ Booth (hij zong ook mee op de jongste plaat van Eric Bibb), Horace Andy en Judy Mowatt.
De plaat bevat onder meer een bewerking van de piratensong Ya Ho van de onvolprezen Viceroys, waarschijnlijk een van de beste vocal groups die Jamaica ooit gekend heeft. De fluwelen stem van Ken Boothe wordt ingezet om de Bread-klassieker Everything I Own van een nieuw jasje te voorzien, en de volstrekt unieke falset van Cedric Myton hernieuwt de kennismaking met de Congos-klassieker Row Fisherman. Ain’t No Sunshine tot slot is vertolkt door uiteraard Horace Andy, hij deed dat eerder in 1975.
McAnuff is de spreekbuis van de groep. We spreken hem terwijl hij verblijft aan de Zuid-Franse kust. Hij is op tour met zijn eigen band, met multi-instrumentalist Fixi, met wie hij een liefde voor pop, afrobeat, cumbia en reggae deelt. McAnuff is in opperbeste stemming. ‘’I’m in good company, man!’’ klinkt het opgewekt door de telefoon. Wat dat gezelschap omvat blijft onduidelijk, ook na meermaals navragen.
De vraag was, hoe het kwam dat we tegenwoordig zo weinig goeie rootsreggae horen, en worden doodgegooid met supercommerciele dancehall? ‘’De jeugd luistert niet meer naar hun oudere voorbeelden (‘the elders’)’’, barst McAnuff welgemoed uit in een tirade, in plat Jamaicaans patois, dat de verstaanbaarheid van het telefoongesprek enigszins in de weg zit. ‘’Als je wilt begrijpen hoe deze muziek in elkaar zit, moet je er studie van maken. Daar hebben ze tegenwoordig geen tijd voor. Maar de muzikanten leren niet meer naar het grote plaatje te kijken. Het gaat om Gross National Happiness, begrijp je wel!’’
‘’Inna de Yard is een vriendengroep, eigenlijk zijn we een grote familie. Horace Andy is de godfather, hij heeft ook de tour geregeld. We hebben van te voren wel gebrainstormd over welke artiesten we zouden vragen, en over het repertoire. Ken Boothe was verrast dat we hem vroegen, maar hij heeft met Speak Soflty Love natuurlijk wel de sterkste track afgeleverd.’’
‘’We willen met dit project de oude reggae weer onder de aandacht brengen, deze muziek is een nationale schat. Je weet dat de Verenigde Naties reggae hebben uitgeroepen tot werelderfgoed, daarom willen wij deze muziek doorgeven naar de volgende generatie. Je ziet in onze band ook veel jonge muzikanten, Ken heeft er voor gezorgd dat zij er bij betrokken zijn.’’
‘’Wij begrijpen ook wel dat de platenmaatschappijen er niet op zitten te wachten, qua verkoopcijfers is het niet zo interessant, hoewel dat wereldwijd nog wel eens mee zou kunnen vallen. Maar ze begrepen goed dat wij graag een goede plaat wilden maken. Maar het was niet moeilijk om voor deze plaat de songs te kiezen die we allemaal nog eens op wilden nemen, ze zitten in ons hart. ‘’