De tweede festivaldag begint met ‘ouderwets’ prikkelende jazz van eigen bodem. De mannen van The Quartet.NL behoeven eigenlijk geen introductie meer, want dit betreft Nederlandse helden Benjamin Herman (s), Han Bennink (d), Peter Beets (p) en Ernst Glerum (b). Ondanks de uiteenlopende achtergronden en stijlen, zit het viertal perfect op een lijn. Ze delen namelijk de liefde voor het oeuvre van wijlen Misha Mengelberg en brachten eerder (met Ruud Jacobs op bas) een album uit.
Door: Angelique van Os, Rik van Boeckel, Annie van der Velde en Kees Smallegange
Fotografie: Daniël De Borger
Zie ook: North Sea Jazz (dag 1) New British Jazz en uitwaaierende funk
Denk aan stukken als Een beetje Zenuwachtig, The Laughing Dwarf en Hypochristmasfreefuzz. Vooral die laatste compositie is een feest. In hoog tempo, schudden de heren zonder enige moeite lyrische improvisaties uit hun mouw. Peter Beets is in bloedvorm en de sterke chemie tussen Bennink en Herman is mooi om te zien. Herman leidt de stukken overigens met aanstekelijke humor in.
We gaan door naar de Darlin, waar Britse belofte Nubya García haar opwachting maakt. En dat doet ze goed in de bomvolle Darlin. Stilstaan is er bij de tenorsaxofoniste met de prachtige toon en het fraaie vibrato niet bij. De aanstekelijke latin, reggae en Afrobeat grooves bouncen door de zaal, hoewel die -wellicht vanwege het vroege tijdstip- nog een beetje moet loskomen. Daarnaast is deze jonge dame technisch zeer goed onderlegd en zijn haar improvisaties lyrisch en dynamisch. De composities, zoals Source, zitten vol verrassende harmonische wendingen en ritmische hoogstandjes. García maakt deel uit van het ‘Londense team’, waar onder andere Shabaka Hutchings de kar trekt. Hij heeft de supervisie van het compilatiealbum We Out There, waar García in vijf van de negen tracks te horen is.
Ook drummer Femi Koloeso excelleert met een adembenemende en technisch zeer bekwame solo. De adrenaline en chemie spat van het podium met dit viertal. Carcia toont tevens lef om solo een (vrije) improvisatie te spelen, wat ze interessant houdt door lange lijnen af te wisselen met snelle ritmische motieven. Wat een talent! En dan moet de avond nog beginnen!
In de Congo-tent zingt Deva Mahal uiteraard songs van haar debuutalbum Run Deep. Na een rustige start met het mooie Fire, een song met emotionele diepgang, pakt ze vervolgens soulful uit. Ze spreekt ook nog met het publiek, vraagt waar mensen vandaan kwamen: New York, Nieuw Zeeland waar ze zelf heeft gewoond, Amsterdam en Rotterdam.
Nog zo’n rising star is de Amerikaanse Jazzmeia Horn. De vocaliste met de power van Betty Carter en souplesse van Ella Fitzgerald heeft blijkbaar al dusdanig veel aandacht getrokken, dat de Madeira te klein voor haar is. De rij loopt bijna tot de roltrap. Jammer.
Een verdieping hoger maken we even een pitstop. Daar is namelijk een prachtige compacte expositie te zien van fotograaf Ed van der Elsken. Het is een selectie van zijn rijke oeuvre gedurende 1955-1961 waar hij optredens van grote jazziconen als Miles Davis, Dizzy Gillespie en Ella Fitzgerald vastlegde. Jammer dat de tentoonstelling niet een prominentere plek op het festival heeft gekregen. En zonde dat na vele jaren op de eerste verdieping de jaarlijkse Music Inspired Art expositie, onder supervisie van Wim van Zon, geen plek meer krijgt op North Sea.
Pat Metheny betreedt allereerst alleen het podium met de door hem ontwikkelde 42-snarige Pikasso- gitaar. Daarop laat hij meteen al horen hoe virtuoos hij is. Hij laat de Pikasso door de lichtheid van zijn spel klinken als een harp. Dat spel is heel gedetailleerd en ook met zijn band erbij krijgen die soms subtiele details veel aandacht. Het eerste half uur van het concert begeleiden Antonio Sanchez (drums), Linda Oh (contrabas) en Gwilym Simcock (contrabas) heel sober. Het concert kabbel wat voort. Pas na een half uur komt er meer leven in de brouwerij en krijgt Sanchez de ruimte om in een solo zijn veelzijdigheid te tonen. Het tempo wordt opgevoerd terwijl de subtiliteit van Metheny’s spel blijft boeien. Soms speelt hij stukken alleen en als hij even niet speelt zoals tijdens Sanchez’ drumsolo luistert hij daar met zichtbaar plezier naar.
Tenorsaxofoniste Nubya García, een van de talenten van de Londense jazzscene, weet hoe ze moet grooven en overtuigt daarnaast door haar gedoseerde spel. Die jazzy en funky groove zet ze neer samen met haar band, bestaande uit een pianist, contrabassist en drummer. Ze speelt onder andere werk van haar album 5ive en haar EP Source. De rollende afrogroove van drummer en bassist klinken heel sterk. Daaraan voegt Nubya heel mooi haar saxsound toe en geeft vervolgens de drummer de ruimte een zorgvuldig opgebouwde solo neer te zetten.
Net als vrijdag Altin Gün met hun Turkse psychrock zwepen de Togo All Stars op het Mississippi podium het publiek behoorlijk op met hun West-Afrikaanse mix van highlife, afrobeat en voodoofunk. Voodoo omdat hun ceremoniële zang is bedoeld voor een voodoo god. Ze zijn enerzijds heel traditioneel door het gebruik van traditionele panlogo drums waarop meeslepende ritmes werden gespeeld. Anderzijds laten ze westerse invloeden doorklinken in rock-achtige gitaarrriffs. Qua afrobeat zijn ze schatplichtig aan Fela Kuti. Met die pittige en zeer dansbare mix bouwen de Togo All Stars net als Altin Gün een feestje met het publiek.
Vervolgens is er een heel ander feest met Nile Rodgers & Chic in de Nile. Met een medley van hits als I want your love en We are family. En een cover van Madonna’s Like A Virgin. Zangeressen Folami Thomson en Kimberly Davis zijn bijzonder goed op dreef.
Van een hele andere orde is de instrumentale jazz van GoGo Penguin in de Darling. Het drietal uit Manchester heeft dit jaar een nieuw album uitgebracht: A humdrum star, waar ze onder andere de tracks Bardo en Strid van spelen. Met soms tegendraadse piano-patronen ingebed in een strakke structuur waarbinnen gevarieerd wordt. Met soms fraaie contrasten: tegenover de donkere grooves van drummer Rob Turner en de diepe bassound van Nick Blacka zet pianist Chris Illingworth vaak lichte piano klanken, de ene keer tegendraads zoals eerder vermeld, de andere keer met repetitieve patronen. De muziek van GoGo Penguin is heel vernieuwend en bijzonder origineel. En totaal wat anders dan NSJ tot nu toe te bieden heeft. Het publiek had dat ook door en reageert zeer enthousiast.
Dat is ook het geval bij de Sons of Kemet, eveneens in de Darling. Zij geven een spetterende show. Met Shabaka Hutchings op sax, Theon Cross op tuba en twee drummers (Eddie Hick, Tom Skinner) die verschillende accenten spelen en zeker tijdens de energieke drumduetten heftig uithalen. De muziek van de Sons schuurt, is druk en spannend. Tijdens een relaxed rustpunt laat Cross ritmische en brommerige tonen horen maar weet ook in de hoogte uit te halen. In het geheel valt ook een afrobeatgroove te ontdekken. Uiteraard gaat Shabaka ook los in een solo. Dit is een bijzonder concert waar niemand in het publiek bij stil kan blijven staan. Niet alleen GoGo Penguin is vernieuwend, de Sons of Kemet zijn dat ook.
Na het vuurwerk van Nubya García is het in de Darling nu de beurt aan wederom een groot jong talent uit Londen: Moses Boyd. Hij is de rechterhand van vocaliste Zara McFarlane. Ook is hij bekend van de samenwerking met saxofonist en soulmate Binker Golding (Binker & Moses). Nu staat hij met zijn Exodus Ensemble op het podium, waar ook Golding onderdeel van uit maakt. Een bijzondere bezetting, want naast sax en drums horen we gitarist Artur Zaits en Nathaniel Cross op trombone. De sound resulteert in een frisse mix van power brass, uiteenlopende stuwende ritmen en aanstekelijke gitaarriffs. Het lage geluid van de tuba klinkt helaas erg wollig en brommend. Soms wat dissonant ook. Wanneer de muzikanten elkaar de ruimte geven, ontstaan er mooie momenten. Wel jammer dat alles zo vol gespeeld wordt en de solo’s soms langdradig zijn; dat komt de set en de composities niet ten goede. Met name Golding imponeert met zijn uitmuntende spel, maar spuwt tevens noten. Dat doet soms wat afbreuk aan zijn solo’s. Overigens ontbreekt het bij deze act aan interactie, zowel op de bühne als met de zaal. Zonde, want aan de muzikaliteit geen gebrek.
Voor de Amazon staat een enorme rij voor de veelzijdige en veelvoudige Grammy-winnaar David Sanborn. De zaal zit tot de nok toe vol. Het publiek wordt echter wat onrustig door de warmte en problemen met de techniek waardoor het programma vijfentwintig minuten uitloopt. Veel mensen vertrekken weer.
De altsaxofonist met de herkenbare heldere sound en het scherpe randje, bouwt al sinds de jaren tachtig bruggen tussen jazz en pop. Hij werkte met vele grote sterren gewerkt, van Stevie Wonder, David Bowie tot The Rolling Stones.
Vanavond is hij te zien met zijn Acoustic Band; met Ben Williams (b), Michael Dease (trb), Andy Ezrin (p) en Billy Kilson (d) en ligt de nadruk op bluesgeorenteerde jazz waarmee hij opgroeide in zijn jeugd. Het is even schrikken, want voor de inmiddels 73-jarige Sanborn gaan de jaren zichtbaar tellen. Met name zijn onderscheidende toon heeft veel kracht verloren en focus ligt vooral op het collectief die veel ruimte krijgt. Echter schijnt de gezondheid van de altist hem al aardig wat jaren part te spelen, wat natuurlijk zeer spijtig is.
We gaan door naar de Volga, naar het eigenzinnige Einzelgänger. Het Nederlandse droogkomische trio met Anton Goudsmit (g), Louk Boudestein (trb) en Nils van Haften (s) brengt frisse, vrolijke en ritmische stukken met een knipoog. Denk bijvoorbeeld aan het aanstekelijke Tikkie, jij bent hem. Maar het drietal schakelt even gemakkelijk naar meer serieuzere Chamber jazz, waar fraaie melodieën en minimalisme de boventoon voeren. Het is dan ook Musica Gymnastica, zoals ook het gelijknamige debuutalbum heet. Als gymnast moet je flexibel en lenig zijn. Je in allerlei bochten kunnen wringen. En dat kunnen deze heren zonder twijfel.
Vanaf de eerste noot staat Con Brio aan. Geven ze alles in de Congotent, die gek genoeg nog niet volstroomt. Maar er is enige concurrentie op dit festival, zoals Earth Wind & Fire bijvoorbeeld. De swingende muzikanten uit de regio van San Francisco stonden in 2016 al op North Sea met hun energieke funkshow. En dat doen ze nu dunnetjes over. Strakke blazers, vette grooves, gelikte gitaarrifs en dikke synths. En laten we uiteraard frontman, zanger Ziek McCarter niet vergeten die constant de zaal opzweept met zijn eigenzinnige performance. Hij danst, springt, gilt en betrekt telkens het publiek bij de show. Een tikkeltje over de top wellicht, the American way. Maar het werkt wel. Muzikaal is het niet vernieuwend of origineel. En het repertoire is wat minder onderscheidend dan bij hun debuut. Misschien iets minder show en iets meer inhoud.