Op 10 april krijgt bandleider, jazzmuzikant en huisarts Boy Edgar postuum een onderscheiding van Yad Vashem uitgereikt voor zijn hulp aan joden tijdens de oorlog.
Drie jaar geleden verscheen het boek Boy Edgar Het Dubbelleven Van Een Alleskunner, geschreven door Marie-Claire Melzer en Marieke Klomp. Een achterneef van Edgars eerste vrouw las dit boek en zag daarin voldoende bewijs om alsnog een onderscheiding van Yad Vashem voor hem aan te vragen. De onderscheidingen worden gegeven aan de ‘rechtvaardigen onder de volkeren die hun leven waagden om joden te redden’. Het staat vast dat hij minstens vijf joodse onderduikers heeft helpen overleven. Hij zorgde ervoor voor dat kinderen konden onderduiken in het Gelderse Heumen, waar hij assistent van de huisdokter was.
Uit het boek:
Boy Edgar groeide op in grote weelde, maar tijdens de beurskrach van 1929 verloor de familie Edgar haar fortuin. Om de gespannen sfeer thuis te ontlopen, ging Boy naar schooltijd meestal niet meteen naar huis, liever bleef hij nog wat rondhangen in de stad. Op een dag liep hij een platenwinkel binnen. “Heeft u ook jazzplaten?”, vroeg hij, want hij wilde toch wel eens weten wat dat was, jazz. “Jazeker, dan moet je Ellington hebben”, zei de winkelier en hij liet Boy Mood Indigo, het nieuwste plaatje van Duke Ellington, horen. Boy was meteen gegrepen: dit was zo anders dan alles wat hij ooit eerder had gehoord. Een dergelijke, volle blazerssound zou Edgar in zijn arrangementen later ook nastreven. De kennismaking met Mood Indigo was het begin van Boys levenslange liefde voor jazz en voor Duke Ellington in het bijzonder.
[ ] Het was niet altijd gemakkelijk om bij Boy in het orkest te spelen. Theo Loevendie: “Boy kon geniale arrangementen schrijven, maar soms was het ook heel amateuristisch wat hij deed. Dan kwam hij met een vodje papier aanzetten waar hij een paar noten op had gekrabbeld en daar moesten wij musici het maar mee doen. Ik had er nooit zo’n moeite mee, maar andere musici, vooral degenen die vanuit de omroeporkesten kwamen, stoorden zich daar verschrikkelijk aan. Zij waren meer orde en discipline gewend en daar was Boy niet het type voor.”
“Bij Boy Edgar spelen was de hemel of de hel, een tussenweg was er niet”
Voor het slagwerk noten opschrijven verzuimde Boy al helemaal. John Engels: “Ik kreeg meestal een papiertje van hem. Daar stonden dan vier maten ritme op en dan zei hij: ‘De rest hoor je wel’. En dat was ook zo.”
Trompettist Aldo Broodboom vermoedde dat aan de chaotisch aandoende werkwijze een welbewuste strategie ten grondslag lag: “Boys arrangementen waren gewoon wat invallen die hij op papier had gezet, de rest moest op het podium worden ingevuld door de muzikanten. Met influistering van Boy ter plekke. Kun je nagaan wat een paniek dat soms is geweest? Maar dat experimenteren was voor hem een must. Je kon niet op de manier gaan werken die je gewend was. Dat deed hij expres. Zo kon het nooit als een glad omroeporkest gaan klinken. Hij kon je op het podium ook echt tot waanzin drijven.”
Dit is een deel van de voorpublicatie van de biografie van Boy Edgar die in Jazzism 2-2015 geplaatst werd. Het boek wordt uitgegeven door Uitgeverij Cossee.