Dag zes van Gent Jazz (nummer twee van het tweede weekend) staat in het teken van eigengereide pop. De programmasamenstellers hebben het begrip jazz op vrijdag 14 juli bijzonder ver uitgerekt.
Als opener fungeert de band Stadt. Een groot deel van de Gentenaren met een ticket voor deze dag besluit laat naar het terrein te komen. Heeft dat te maken met het feit dat voor hen de tiendaagse marathon De Gentse Feesten deze dag begint? Ondankbaar voor Stadt is het wel, want het viertal verzorgt een fantastische popconcert. Ondanks de aanwezigheid van twee van de drie leden van het jazztrio De Beren Gieren speelt de band van Fulco Ottervanger (zang/keys) en Simon Segers (drums) een erg avontuurlijke set. De helft bevat nieuwe songs, de andere helft van het werk is afkomstig van het tweede album Escalators. In de muziek komen elektronische pop, progrock, krautrock en psychedelica samen. De melodieën zijn sterk, de teksten en songstructuren zitten vol subtiel raffinement, brute vervormingen en soms een krakende gitaar vol vervaarlijke weerhaken.
Er is ook een fraai elektronisch intermezzo met laag overvliegende hefschroefvliegtuigen, dat ontaardt in een fraaie ballad met trieste boodschap: It’s never good enough. Dit zijn vier moderne ambassadeurs van de vrijheid met ijzersterke composities. Wat wil je ook, met Ottervanger, uitverkoren tot stadscomponist van Gent, binnen de gelederen. Een fraaie eretitel, zeker als je bedenkt dat hij ‘een Hollander’ is.
Stadt
In de Garden Stage spelen deze dag drie nieuwe groepen. Het programma is samengesteld in samenwerking met het Conservatorium en de School of Arts in Gent. Een soort ‘Nieuwe Lichting’, maar dan (nog) niet van Studio Brussel, maar in de ogen van Gent Jazz. Ivy Falls trapt af. Het is de nieuwe band van zangeres Fien Deman, die eerder al fraaie dingen deed met I Will, I Swear. Haar nieuwe groep (bas, drums, keys/gitaar) heeft meer body, al blijft het ook nu vooral de stem van de fee in het wit vooraan die ze zaak ontwapenend mooi maakt. Fien is steeds minder verlegen, maar wel nog steeds volledig zichzelf. Net als de twee andere dames later op Main Stage zingt zij over kwetsbaarheid, ego’s, vluchtgedrag, angsten en de moed om daar op eigen kracht aan te ontsnappen.
Op de Main Stage gebeurt dat laatste door een wel heel bijzondere Noorse dame: Jenny Hval. Ze brengt een mix van spoken word, zang en elektronica. Een soort Anne Clark, maar dan van nu en een stuk explicieter in haar poëzie en performance. Het publiek kijkt verwonderd toe en achterom. Daar zien ze dat er met gemak nog vierduizend mensen extra in de grote tent passen.
Gent Jazz wil zijn publiek graag uitdagen. Met het programmeren van Hval gaat het dat avontuur aan. Dat feit op zich is lovenswaardig, maar het publiek dat later op de avond wel massaal op komt dagen, zit hier duidelijk niet op te wachten. Conclusie: met Hval op een klein alternatief podium, en hier wellicht op de Garden Stage, had het goed kunnen komen, nu wordt de plank volledig misgeslagen. Hval zelf voelt zich ook wat ongemakkelijk, vertelt even bang geweest te zijn dat er niemand zou komen kijken, maar vervolgt moedig haar show met zware teksten over het leven, seks en menstrueren, weinig toegankelijke muziek en afwijkende kledij en pruiken. ‘Life’s What You Make It’, spreekt ze zichzelf en het publiek moed in. “Dat was trouwens een geweldig liedje”, voegt ze eraan toe. Inderdaad. Die band is niet hier, wel krijgen wij veel talk talk over ons heen van een horrordame verdwaald in haar eigen grimmige sprookje Jenny in Wonderland.
Jenny Hval
Die ‘nieuwe lichting’ op vrijdag blijkt breed samengesteld. De formatie Brain/Child, opgericht in 2015 in Amsterdam, put uit bijzonder veel vaatjes, maar jazz is er, voor de verandering vandaag, zeker een van. De composities zijn knap, maar veel lijn is er vaak niet in deze mix van freejazz en grooves in vreemde maatsoorten te ontdekken. Saxofonist Steven Delannoye krijgt tijdens dit optreden bovendien gezelschap van zijn collega saxofonist Bo van der Werf, wat de structuur van het geheel er niet eenvoudiger op maakt. Het zijn dan ook de altijd inventieve, fraai van klankkleur zijnde solo’s van gitarist Artan Buleshkaj die het optreden redden en Brain/Child boven het maaiveld uittrekken.
Op de Main Stage komt vervolgens het volgende gewaagd geprogrammeerde vraagteken van de dag: Peter Doherty. Zanger/junkie van beroep. Hij verschaft velen in die nu wel nagenoeg compleet gevulde megatent, inclusief uw recensent, opnieuw een dubbel gevoel. God, wat heeft deze jongen een talent, en damn, hoe is het toch mogelijk dat niemand zo’n jongen op de rails weet te houden? Het goede nieuws: we hebben hem al veel vaker veel slechter zien acteren. Wie naar de close-ups op de schermen kijkt schrikt. Die verraden dat het nog altijd niet supergoed gaat met deze Britse popzanger, waar veel britpopfans toch een plekje vooraan bij het podium voor hebben weggekaapt.
Ze zien Doherty met wallen onder zijn hondenogen, gekleed in een slonzige trainingbroek om het gras zaterdag mee af te maaien, en een wit ‘Marcelleke’ (Vlaams voor een mouwloos hemd). Op zijn armen een aantal tatoeages die hij in een dronken bui heeft laten zetten door een maatje van hem dat net zo dronken was. Dan de muziek. Zijn band kijkt angstvallig wat Doherty nu weer van plan is. Ze bezitten te weinig klasse of overwicht om het concert in goede banen te leiden. Als Doherty zijn microfoon juist hanteert, of op tijd de standaard bereikt, dan klinkt zijn stem mooi en kwetsbaar. Zo heeft hij ook een aantal songs in de aanbieding. Ze zijn vandaag in de minderheid, die tragische liedjes, met schitterende teksten. Het griezelig hoge niveau van zijn solo-optreden op de Lokerse Feesten, een paar jaar geleden, wordt nergens gehaald. Wat rest is toch wat dankbaarheid van het publiek dat eerst wat aarzelend, daarna massaler het koortje O, O, Oh inzet. De bandleden en Doherty zoeken elkaar op, knuffelen elkaar in een kring, gaan wankelen en donderen met zijn allen over elkaar de coulissen in. Triest en lachwekkend. Jiskefet, maar dan echt. Ik voel me een ramptoerist.
De derde nieuwkomer is zowaar een rockband: Mount Soon. Deze Vlaamse rockband opent prachtig met een zorgvuldig opgebouwde, trage rocksong die emotioneel, en later ook qua kracht in spel en volume, naar een climax toewerk. Grote troef is de stem van zanger Nick Fransen. Soms heeft die iets van David Eugene Edwards ten tijde van 16 Horsepower, soms pakt hij ook uit zoals de betere rockzangers dat in de seventies deden. De muziek bevat veel roots, al is de groep ook niet vies van een beetje stonerrock en Americana. Zowel akoestisch als zwaar uitpakkend klinkt het als een klok. Mount Soon gaat een mooie carrière tegemoet, soon.
Die carrière van Trixie Whitley schrijdt al enige jaren in gepast tempo voort. Ze bezit een heel eigengereide manier van gitaarspelen en bezit inmiddels een paar dozijn liedjes om kippenvel bij te krijgen. Trixie is de dochter van de in 2005 op 45-jarige leeftijd overleden Amerikaanse singer-songwriter Chris Whitley en een Vlaamse kunstzinnige nomade. Ze pendelt tussen New York en Gent. In haar songs is te horen hoe intens Trixie haar leven beleeft. Met heel verschillende, vaak tegenstrijdige emoties. Het draait om liefde, eenzaamheid, woede en vrolijkheid. Ze bezingt hoe ze daar op haar eigen manier mee omgaat. Ze kan zichzelf daarin verliezen, maar keert ook altijd met opgeheven hoofd terug. In Gent treedt ze alleen met haar Britse drummer/pianist op, maar geen moment mist er ook maar iemand in de zaal haar band. Niet eerder zagen we Trixie zo intens, volledig in control, zo puur, zo oprecht en zo groots. Haar persoonlijke liefdesverklaring aan de stad waar ze grotendeels opgroeide en haar accent aan ontleend is groots in zijn oprechtheid. Ook het publiek is ontroerd. De versie van I Need Your Love daarna wordt het hoogtepunt van de avond. Ook als ze in de toegift zelf solo achter die Steinway piano kruipt, is er opnieuw kippenvel. Wat een grote madam! Zeldzaam mooi.
Aan het gemaskerde Blow Trio, ook uit Gent, de eer de avond op de Garden Stage feestelijk af te sluiten. Hoewel de meeste bezoekers nog even bij moeten komen van de intensiteit van Trixie, slaagt het trio daar goed in. Een funky drummer en twee saxofonisten verwerken allerlei soorten dance muziek in hun tracks. Dat levert niet altijd subtiliteit, maar wel veel ambiance op. Een gemaskerd bal als slot van een vreemde dag vol hoogte- en dieptepunten. Benieuwd wat dat op de slotdag gaat brengen, met optredens van DAAU, Archive en Einstürzende Neubauten.