Berry Street van Kris Berry ontstond uit een Spotify-lijstje vol guilty pleasures. Het album vol jarennegentiggospelpop gaat over loslaten en kracht vinden. De nummers brengen een ode aan je jeugd op de Caribische eilanden.
Met welke muziek ben je opgegroeid?
“Mijn vader gaf les op een middelbare school op de Caribische eilanden. Ik reed altijd met hem mee, dus zat vaak al om kwart over zes in het klaslokaal. In een van de lokalen stond een gettoblaster die ik mocht gebruiken. Dan draaide ik mijn cassettebandjes van Wyclef Jean en rapte iedere komma mee, terwijl de lerares proefwerken na zat te kijken. Mijn muziek is net als ik: een kameleon. Ik spring van de hak op de tak en ben niet in een hokje te plaatsen. Het is een vermenging van hiphop, gospel, pop en jazz. Ik denk wel dat ik met deze plaat de goede richting heb gevonden. Het is als een radio: je moet er even mee knoeien voordat je de goede zender hebt gevonden. Op de hoes staat: ‘The record is not over yet’, uit een nummer van Wyclef Jean. Ik wil hierop voortborduren.”
Het album heet ‘Berry Street’. Waar komt die titel vandaan?
“Ik werkte samen met de Amerikaanse producers Chris Soper en Jesse Singer. Omdat het makkelijk was als ik in de buurt zou zijn, ben ik tijdelijk in New York gaan wonen. Ik verruilde mijn Amsterdamse leventje voor een loft in Brooklyn, met vijf huisgenoten en twee katten. Op de hoek van de studio waarin we werkten, ligt Berry Street. Toevallig! Dit werd mijn werktitel en die heb ik uiteindelijk zo gelaten.”
De plaat klinkt energieker dan het voorgaande ‘Marbles’. Hoe kan dat?
“Vroeger zong ik vaak over een gebroken hart. Nu gaat het juist over empowerment en kracht vinden in jezelf. Er zullen altijd mensen zijn die denken dat een nummer als Hope een oppervlakkig popliedje is over een jongen met groene ogen (“Lost in that green it’s so serene”). Maar het gaat dieper dan dat.”