De (bijna) laatste dag van het Brussels Jazz Festival onderstreepte het hoge niveau van dit vrij nieuwe festival dat nog steeds zoekt naar zijn optimale vorm. In de programmering hoeft men het niet te zoeken, die was vrijwel vlekkeloos.
Tekst en beeld: Tom Beetz
Een festival dat 10 dagen duurt is een hele zit. Niet veel liefhebbers hebben het opgebracht om alle dagen aanwezig te zijn, ondanks het feit dat een 10-dagenpas niet veel meer kost dan één dag North Sea Jazz. Als men wilde kon voor elk concert een apart kaartje worden gekocht, met het gevolg dat alle concerten van zeer goed bezet tot uitverkocht waren. Dat mag bijzonder worden genoemd, zeker als men bedenkt dat niet alle muziek even toegankelijk was.
De laatste festivaldag, in feite kwam een dag later nog een toegift van dj Buscemi die de stomme film Nosferatu van een live soundtrack kwam voorzien, was weer van het topniveau zoals dat zeker de helft van de festivaldagen het geval was. Deze avond werd geopend door Phronesis. Dit Noors-Brits-Deense trio is al een aantal keren in ons land te horen geweest en bleek er in het Flagey theater weer een schepje bovenop gegooid te hebben. Dit trio had al maanden niet meer opgetreden, drummer Anton Eger vertelde dat hij de laatste zes weken alleen bezig geweest was met componeren en zelfs geen drumstok had aangeraakt. En toch was hij de zoveelste drummer van dit festival die met zijn opzwepende slagwerk alle aandacht naar zich toe trok.
Misschien zorgde de lange abstinentie er wel voor dat het trio frisser dan ooit klonk en een enorme hoeveelheid energie en plezier uitstraalde. Leider-bassist Jasper Høiby liep achteraf glunderend door de foyer. Terecht, want alles was deze avond op een bijzondere manier bij elkaar gekomen. Deze groep behoort tot het beste dat de jazz momenteel te bieden heeft, diep geworteld in de traditie en toch volledig van nu. De kern van dit trio is sound, waarbij de leden optreden als simulataan solerende individuen, die van elkaar kunnen wegdrijven en weer bij elkaar komen en op die manier één organisch geheel vormen. Swing speelt daarbij een alles overheersende rol, maar heel anders dan in de klassiek jazz. De swing is niet meer het hoofddoel, ligt er niet duimendik bovenop, maar vormt onderhuids een gevoel dat de muziek in een heftige groove brengt.
Het contrast met de muziek van de Zwitserse pianist Nik Bärtsch kon niet groter zijn. Bärtsch begon met een kleine formatie met twee drummers en klarinettist Sha. Zijn muziek is minimal jazz te noemen. Ritmische patronen worden continu herhaald waarbij slechts hele kleine verschuivingen plaats vinden. De zaal is bijna in duisterheid gehuld en voor je het weet wordt je door het ritme naar binnen gezogen en meegesleept in beeldende muziek die je zelf kunt invullen. Dit alles, ondanks de aanwezigheid van twee drummers, soms aangevuld door de klarinettist die een hi-hat erbij neemt en Bärtsch die met drumstokken de piano bespeelt, is van een verstilde subtiliteit, waarbij de glasheldere pianonoten en de jubelende xylofoon een bezwerende en onheilspellende tegenstelling vormen met de oerdiepe bromgeluiden uit de contrabasklarinet van Sha. Na de lange spannende compositie kwamen er zes strijkers bij, twee violisten, een altviool, twee cello’s en een bas. De muziek veranderde daardoor van karakter. Ging het in het eerste deel over ritme, nu werd door de strijkers daar een laag van melodische muziek overheen gelegd. De prachtige compositie die noot voor noot was uitgeschreven doorbrak de grens tussen improvisatiemuziek en hedendaags klassiek, waarbij de minimal music van het ritme nu ondergeschikt werd aan de melodische strijkers. Opvallend was dat deze ingewikkelde muziek foutloos werd gespeeld zonder enige bladmuziek, waardoor het podium open bleef en de luisteraars nog meer naar de musici werden getrokken.
Dit geslaagde festival werd besloten door de Britse groep Sons of Kemet, die met keiharde funk de veel te kleine foyer omtoverden tot een feesthal waar tot zeer laat de dansers uiting gaven van hun enthousiasme.