Het duurt even voor de voorlaatste dag van Gent Jazz op gang komt. Pas als Parijzenaar Ludovic Navarre met een opvallend Afrikaans gekleurde live versie van zijn St Germain als laatste hoofdact de mainstage betreedt, lijkt het publiek massaal toegestroomd en helemaal bij de les.
Tekst: Willem Jongeneelen
Fotografie: Gent Jazz
Zie ook: Gent Jazz 14 juli: soul is het sleutelwoord
Zie ook: Gent Jazz 16 juli: ‘Soft Electric’
Zijn in de studio in elkaar gemixte vorm van acid jazz, deep house en loungemuziek kreeg op zijn laatste album een opvallende Afrikaanse injectie. Dankzij een wereldband, met muzikanten uit onder meer Mali, Senegal, Frans-Guyana, Martinique en Brazilië, geeft dat zijn muziek een werelds karakter waarop het voor het publiek lekker dansen of meedeinen is.
De show begint met een intro van een aantal West-Afrikaanse snaarinstrumenten. Het ziet er prachtig uit, de klank is bijzonder, toch wil dat lange intro maar geen nummer worden. Meer houvast biedt de muziek als de in het schemerlicht achter op het podium opgestelde Navarre de eerste beats start vanachter zijn desk met hoogstwaarschijnlijk een laptop. Wat hij exact doet krijgen we niet te zien en ook de geestelijk vader van de muziek en sound is vaak amper te ontwaren. Na het gigantische succes van het album Tourist uit 2000 is het ook 15 jaar stil gebleven rond St Germain. Hoezeer de muziek van dat album nog bij hele volksstammen in het hoofd zit blijkt iedere als er daarvan een nummer wordt ingestart in Gent. Rose Rouge, gebaseerd op een drumloop uit Take Five van Dave Brubeck en een tekstsample van Marlene Shaw uit de song Woman Of The Ghetto, wordt met gejuich ontvangen. De live-versie anno 2016 wijkt af vanwege de extra invulling met die Afrikaanse snaarinstrumenten. Het publiek danst en geniet, later ook als tijdens nieuwe, percussierijke tracks de Afrikaanse ritmes de trommelvliezen laten resoneren. St Germain is de koning van de herhaling, met als belangrijkste effect dat je er van in trance kunt geraken. Dat alle zangpartijen via de automatische piloot tot ons komen, het schijnt niemand iets te deren. Bovendien krijgt het regelmatig knappe blazerspartijen voorgeschoteld. Het optreden zakt iets in als er halverwege een op zich knappe, maar te ver doorgevoerde percussiesolo en voorstellingsronde wordt gehouden, maar naar het einde toe tieren de dansbare beats en samples weer weelderig.
Veel eerder op de dag is het voor de jong Cubaanse zangeres Daymé Aroncena harder werken op de mainstage om het binnendruppelende publiek voor zich te winnen. Ze bezit nochtans behoorlijk veel pit en beschikt over een sterke live band waarin de geweldige jazzpianist Robert Mitchell regelmatig alle aandacht voor zich opeist. Deels bestaat de set uit fijne zwoele jazz vermengd met soul om mee warm te draaien, soms is er een fraaie ballad die aantoont hoe rijk de stem van de slechts 23 jaar jonge Arocena aan emotie is. Feestelijk wordt het pas als de Cubaanse invloeden uit de son en latin in haar songs verwerkt en ze dansend over het podium zwiert en zwaait, in haar enthousiasme haar rokken iets te hoog optilt en iedereen in Gent zich toch even in Havanna waant.
Van een geheel andere orde is The Budos Band die na haar de mainstage mag bestormen. Mannen die eruit zien als rockers (een heeft er T-shirt aan van AC/DC) en of ze in de sixties en seventies zijn blijven hangen. Ze zijn allemaal in het vaal zwart gekleed, het overgrote deel heeft een baard en allemaal lijken ze in Gent bier van het merk Duvel te hebben ontdekt. Vrolijk proostend komt het negental op. Eenmaal los, ontpopt zich een sound waarin een veelheid aan stijlen proberen te fuseren. De instrumentale band bezit niet alleen veel power, ze putten uit invloeden afkomstig uit vele windstreken. Naast monotone, vaak uit de metal afkomstige gitaarthema’s zijn er partijen op het orgel die van Deep Purple hadden kunnen wezen, Afrikaanse ritmes en spetterende blazers, waarbij een enkele keer aan de oude funk van Pigbag gedacht kan worden. The Budos Band is echter zwaarder, logger. Veel tracks blijken inwisselbaar en het woord dynamiek staat ook niet vooraan op hun prioriteitenlijstje. Maar lol hebben ze wel; ‘Raise your Duvel in the air’!
Een andere gewaagde keuze van de programmasamenstellers van Gent Jazz is die van de dames van Ibeyi op de mainstage op prime time. De Frans-Cubaanse tweelingzusjes hebben zich als clubact al bewezen, maar gaat dat op een groot podium ook werken? Lisa zit achter de piano en zingt, Naomi speelt cajón en batádrums en zingt. Dat staat dicht bijeen opgesteld, de rest van het podium blijft leeg. Voor zover de uitstraling van de 21-jarige dames niet voldoende is, zijn er op een scherm achter hen sfeerrijke visuals te zien. De zusjes houden hun muziek graag klein en dicht bij huis. Ze zingen over sterke vrouwen die hun leven hebben beïnvloed, zoals hun mama, of hun oudere zus, of nemen het publiek mee naar hun favoriete riviertje. Met minimale begeleiding of geheel a capella soms. Omdat ze snappen dat je daar niet constant mee zouden kunnen boeien, horen we diepe bastonen en loops van elektronische drums. De ritmes zijn exotisch, de samenzang kleurt fraai. Het meezingmoment valt in het water en het statement tegen geweld en lied voor dierbaren die gemist worden klinken als een open boek, maar sympathiek blijven de dames wel.
In The Garden Stage waar de dag ervoor nog drie keer heftig te feesten viel op Allen Stone blijft het vrijdag 15 juli bij Day Fly drie keer angstvallig rustig. De band van de Nederlandse Koen de Vries en Britse Beau Nox put uit r&b en funk, maar hun sets beïnvloed door zowel Jamiroquai als Craig David blijven vooral gekenmerkt door braafheid en weinig uitstraling. Technisch is het redelijk, de touch is jazzy en ook de flarden hiphop volstaan, maar helemaal los komen band en publiek geen enkele van de drie sets.
Hoe anders is dat vanaf noot één van het Vlaamse supertrio Pomrad. Het venijn zat maar weer eens in de staart. Gent Jazz heeft de meeste opwinding voor het laatst bewaard. De Antwerpse zanger/muzikant Adriaan van de Velde raast na middernacht met zijn keyboardguitar rond zijn nek over het podium. De klanken die hij produceert zijn even vet, rauw en smerig als destijds die van de eerste synthesizers. Noem hem een pretentieloos kind van Prince en George Clinton, noem zijn muziek ‘fonk’, het zal hem allemaal weinig uitmaken. De via de talkbox met vervormde stem zingende Van de Velde zet samen met toetsenist Senne Guns (actief in vele formaties en laatst nog bij Admiral Freebee gesignaleerd) en drummer Klaas De Somer (ook actief bij Tourist LeMC) de komende jaren iedere tent waar een afterparty gewenst is moeiteloos op zijn kop. De vloer van The Garden Stage wordt alvast grondig getest; niet dansen is geen optie, alleen de vloer al doet iedere feestganger jumpen als bij House of Pain. Pomrad blijkt een parel, want hoe pretentieloos alles ook mag ogen, stiekem komen er de nodige heel lekkere liedjes, afkomstig van het via Frankrijk verschenen debuut Knights, voorbij. Wat een afsluiter! En het bleef nog lang onrustig in de stad… De Gentse Feesten zijn ondertussen ook begonnen namelijk.